Gambar halaman
PDF
ePub

=

hun daken van opgezette Javaansche 1) nipah-bladen, hun katoenen heupkleed (bij mannen en vrouwen), hun kortgeknipt haar; en dan de peper, aldus: .,The pepper grown on the hills (of this country) is small-grained, but heavy and superior to that of Ta-pan (d. i. Toemapěl Oost-Java)" (p. 70), gelijk hij later, bij zijn beschrijving der peper (p. 222-223), de peper uit Sin-t'o nogmaals no. 1 noemt, beter dan die van Ta-pan, en dan 4 andere nog mindere kwaliteiten uit Shö-p'o Java-proper. Doch het slot van Chau's afzonderlijke beschrijving geeft aan, waarom West-Java ondanks die prima Soenda-peper, toch maar weinig bevaren werd: „As, however, there is no regular government in this country, the people are given to brigandage, on which account foreign traders rarely go there" (p. 70).

=

Welke was die peperhaven met 10 vaam water? Slechts drie Soenda-reeden kunnen daarbij in aanmerking komen: oud-Bantam, oud-Djakatra, of oud-Cheribon. Want dat de heele residentie Cheribon en waarschijnlijk zelfs ook de westelijke strook van Tegal, tot de Tji Pamali of ,,Verboden Rivier" toe wat taal betreft toenmaals reeds tot ,,Soenda" behoorde, dat blijkt uit die alleroudste inscriptie in blijkbaar Soendaneesche taal van 1111 Çaka 1189 A.D. uit Sadapaingan, in 't hartje van Cheribon (sengkala in zeer sterk gefigureerde letters; zie de litteratuur in Rapporten Oudh. Dienst 1914, p. 96-97; dergelijke gefigureerde lettertypen komen al 2 eeuwen vroeger voor in Kědiri). De verschillende inscripties van Kawali (Zuid-Cheribon) zijn ook in oud-Soendaneesch, doch ongedateerd, en waarschijnlijk zoowat gelijktijdig met het rijk Padjadjaran (zie onder); dus ook met de Soendaneesche inscriptie uit 1333 (niet: 1223) Çaka 1411 A. D. te Geger Handjoewang beN. Singaparna 2), Een met het jaartal 1263 C. voorzien

=

=

1) Vroeger moet Midden-Java óók paalwoningen hebben gehad. Men denke aan het beroemde landings-paneel van den Boroboedoer. Ook van Su-ki-tan (eigenlijk) Djanggala Soerabaja (bij uitbreiding) MiddenJava getuigt Chau Ju-kua in 1225: „Dwellings are built in the same fashion as in Sin-t'o" (p. 83). In 1598 getuigt Lodewycksz over de stad Bantam: „Hare huysen zijn ghebout op 4. 8. oft 10. pileren van hout" (nieuwe ed. RoufiaerIJzerman, 1915, p 108). De tegenwoordige lage Soend. neuten zijn rudimentair; de tegenwoordige Jav. woning is daarentegen onder doorwerking van Voorindischen (en Chineeschen??) invloed aldus geworden sinds ca. 1400(??).

Het juiste jaartal 1225 voor Chau's Boek gaf Pelliot in T'oung Pao, XIII (1912), p. 449, in zijne bespreking der editie Hirth-Rockhill.

2) De afbeelding bij Holle in Tijdschr. Bat. Gen. dl. 24 (1877), p. 588; de juiste lezing bij Pleyte in T. B. G. dl. 53 (1911), p. 162, noot 3, met verbetering door Prof. Kern van de foutief als 2 gelezen beide cijfers in 't midden. De juiste plek van vinding heet Lingga wangi, gelegen op een zuidelijken bergrug of „,kam" (Soend. gegěr) van den Galoenggoeng.

Het inschrift gedenkt de stichting van een heiligdom ter cere van Bhatâri Parwati: Oema Çiwa's gade (pers. meded. Dr. Krom).

=

grafbeeld van een asceet met puntmuts (kětoe) op den G. Tjikapoendoeng (N.O. van Bandoeng), sluit dan weer aan bij het oudst bekende jaartal van een palmblad-hs. in oud-Soendaneesch, 1256 Ç., uit Tjilěgon (Z. W. van Garoet; zie Rapp. O. D. 1914, p. 71).

Niets wijst echter heen naar eenig centraal Soendaneesch gezag over geheel West-Java gedurende de 2(?) eeuwen van Palembang's opperhoogheid, die zich wel vooral in het BantamBatavia-gebied zal hebben doen gelden; de door Chau in 1225 A. D. bedoelde peperhaven is m. i. niets anders geweest dan het latere Bantam. De westelijke pasar dezer oude kota, daar waar de Hollanders in 1596 den Chin. kamp vonden, heette ten rechte Kapalembangan 1); terwijl de Chineezer de stad toen noemden Hak ang of ,,Beneden-Haven", waar ze hun grooten peperhandel dreven in het land van Sun-t a (verg. de gegevens uit 1618 in Groeneveldt's Notes, 1876, p. 40 en 56-57). Omtrent eenig onderworpen zijn van Cheribon-Galoeh-Limbangan aan een westelijker Soend. vorst blijkt zelfs niets na Padjadjaran's stichting in 1355 Çaka; integendeel; dit gebied, Soendaneesch van taal, bleef steeds een soort buffer-staat tusschen Javaproper en Soenda-proper.

=

=

=

=

(Go

Met de langdurige „Midden-Sumatra-expeditic" (Pamalajoe; 1275-1293 A.D.), uitgezonden door den laatsten Vorst van Toemapěl (= Pasoeroehan; dan ook geheel Oost-Java, plus in hoofdzaak Midden-Java), Kěrtanagara, komt er een eind aan Palembang's overmacht. Volgens het in 1365 geschreven gedicht Nâgarakertâgama (ed. Kern-Krom, 1919; Zang 42 : 2), zou,,Soenda" en ,,Madoera" reeds in of kort na 1206 Çaka 1284 hulde zijn komen betuigen aan hem, samen met „Pahang" (Zuid-Malaka) het Maleische schiereiland, „Malajoe" (Djambi-Palembang) = Sumatra,,,Goeroen" ram) de Molukken, en ,,Bakoelapoera" (Tandjoengpoera) : Borneo; waarschijnlijk wel cen zéér dichterlijke voorstelling; te meer, omdat pas in dat eigen jaar het kleine eiland Bali,,verpletterd" werd (Zang 42: 1)! Kertanagara's cigen val en dood in 1293, gevolgd door den snellen opbloei van het in 1294 gestichte MADJAPAHIT (zie dezen naam), maakt „Java" nu blijvend belust op „Soenda". De Middel-javaansche kroniek Pararaton (le ed.-Brandes, 1896; 2e ed. Brandes- Krom, 1920, nog niet verschenen), eindigend 1403 Çaka 1481 A. D., getuigt daarvan; daarbij alléén sprekend van S o e nda, nergens echter van „Padjadjaran".

=

[ocr errors]

Gadjah Mada, de beroemde rijksbestierder (1331-1364) van den beroemden vorst Hayam Wocroek (1350-1389), somt bij de aanvaarding van zijn ambt in 1331 tijdens H. W.'s groot moeder Madjapahit's eerste Koningin ,,Soenda" reeds op tusschen Bali en Palembang, als een der landstreken die onderworpen moesten worden. In 1357, zeven jaar na aanvaarding der regeering, tracht Hayam Woeroek op vreedzame wijze het te annexeeren, door een Soendasche prinses te willen huwen. Maar in plaats der prinses, komt de „Maharadja" van Soenda zelve te Madjapahit, met gevolg, doch zonder haar;

1) Aldus de Sadjarah Banten in 1662/63, Zang 26; zie Hoesein Djajadiningrat, Critische beschouwing van de S. B., 1913, p. 42.

het eind is een gevecht te Boebat (Noord van de hoofdstad), waarbij de vorst van Soenda sneuvelt en tal van zijn menak's (rijksgrooten, ridders) worden afgemaakt; de zoogenaamde „geschiedenis met de Soenda-lui te Boebat" (pasoeṇḍa Boebat) 1). Doch van eenige politieke vereeniging, een verdwijnen van den vrijstaat Soenda, blijkt niets, ondanks Madjapahit's machtsontwikkeling.

Maar nauwelijks gaat het verval van het rijk Madjapahit, tijdens de regeering van zijn tweede Koningin (Dewi Soehita, 1400-1447 A. D.), duidelijk aan het licht treden, ook door propaganda van Islamieten (Malik Ibrahim te Gresik, +1419), of in West-Java, en nu bepaaldelijk weer in de tegenwoordige residentie Batavia, waar óók de oud-Wisjnoeïtische zetel van ,,Târoemâ" aan de Tji Sadane (alias Tji Gěde) van 400(?)-ca. 500 gevestigd was geweest 2), wordt in 1355 Çaka = 1433 A. D. het rijk gesticht, dat zich blijkbaar „op één lijn" durft stellen met Madjapahit: PADJADJARAN, met hoofdstad Pakwan PAKOEAN. Men zie op beide woorden voor den bloei van dit rijk, 1433–1526; ten val toen gebracht door Moh. Javanen, die zich vóór 1520 gevestigd hadden in de baai van Bantam, m. i. zich nederzettend op de oude plek waar Chau Ju-kua's peperhaven uit 1225 gezocht dient te worden. Zulk een terugkeer tot een van ouds door de traditie befaamde en daardoor geheiligde" plek, zulk een repristinatie, is echt-menschelijk in 't algemeen, echt-Javaansch in 't bizonder.

[blocks in formation]

1) Zie Pararaton (Verh. Bat. Gen. XLIX, le Stok) 1896, bl. 28-29, 120, en 134-135. Voor de ligging van Boebat, zie de Nâgarakĕrtâgama (1919), Zang 86: 1; en nader Oudheidk. Verslag, 1914, p. 206.

2) In dezen niet-Voorindischen naam,,Târoemâ" heeft Pleyte een Sanskritizeering vermoed van Soend. taroem, de indigo-plant, nu nog over in den naam der Tji Taroem, de grensrivier tusschen Batavia en Krawang; terwijl hij den naam ,,Sadane", die weer geen Soendaneesch is, meende te kunnen herleiden tot Sanskrit-oorsprong; zie Verspr. Geschr. Prof. Kern, VII (1917), p. 6 noot 2. In ca. 1530 heette de Tji Sadane (vulgo Tjidani): Tji Gěde of,,Groote Rivier", zooals trouwens óók de Tji Taroem toen wel heette; zie bij SOERASOWAN.

3) Verg. met het hiervolgende het art.,,Sunda" in Yule and Burnell, ,,Hobson-Jobson", 1886 of 1903, waar reeds de plaatsen van Barbosa, Ant. Nunes, en Linschoten genoemd staan. Daarnaast kan men er bij het art. Carnatic" uit 1673 het andere ,,Sunda", beZ.O. Goa, vermeld vinden als peperland; zie ook daarover Dagh-Register 1640-41 (1887), p. 193: „Sonda".

laatste een grooter eiland „Java major" („, Giava mazor") is geteekend. D.i. dus:,,Sondai" neemt hier in 1459 de plaats in van StraatSoenda, begint door de zeevaarders zijn meerdere bekendheid te krijgen. Geheel hiermee in overeenstemming is wat Barbosa in 1516 over de onderlinge ligging van Sumatra, Soenda, en eigenlijk Java (Groot-Java) te boek stelt; van,,Çunda" zegt hij: ,,En voorbijgaande zelfs Sumatra, gaande den weg van ( naar) Java, ligt (daar) Soenda wat een klein rijk is, waar veel peper valt; zij hebben een eigen Koning, (die) sinds geruimen tijd wenscht te dienen den Koning (van Portugal) onzen Heer; hier zijn vele slaven, en laden vele schepen van China"; waarop dan volgt de beschrijving van het „Rijk van Java", waar men aankomt verlatende het eiland van Soenda" (leyxando ha ilha de Çunda) 1). En precies nog zoo vindt men op de kaart uit 1529 van den in Spaanschen dienst overgeganen Portugees Diogo Ribeiro, gedeeltelijk gefacsimileerd door Tiele in het Feestnummer Bijdr. Kon. Inst. 1883, Landen Vk.kunde, bl. 8, tusschen Sumatra (,,Camatra") en ,,de [beide] Java's" (Iavas; sic!) het eilandje,,Sunda" geteekend.

ster

Tevens kwam een nieuwe plaats hier in aanzien, Kalapa, of voluit S o e nda Kalapa geheeten, aan de monding der Tji Liwoeng, de zeehaven voor de landwaarts in gelegen hoofdplaats Pakoean-Padjadjaran; een plaats die later, in het einde dezer 16e eeuw-waarom, is nog volledig dui. herdoopt zou worden in Djajakěrta, Djakatra, alias SOERAKARTA, waar later aan den Oostoever het Kasteel van Batavia zou verrijzen (verg. KOTA INTĚN). „Calapa" heet het, en ,,deze haven van Soenda" („,este porto de Çumda") in het contract dat op 21 Aug. 1522 door de Portugeezen met de mantri's (,,mamdarjns") van den Koning van Soenda er wordt gesloten (Alguns Documentos, 1892, bl. 460-461; en verg. Veth, Java, 2en dr., I, 1896, p. 280-281) 2); „Calapa" ook heet het in 1554, „deze haven van Kalapa, die is die van Soenda" zooals er staat (Subsidios para a historia da India Portugueza, 1868, I, bl. 42). Maar voluit wordt de haven" van ,,sumdabamta" even verder genoemd enkel,,Bamta" reeds in 1527 onderscheiden van de haven" van ,,sumdacalapa" (João de Lisboa, Livro de marinharia etc. ed. Brito Rebello, Lisboa 1903, p. 251, 252); en ook „sũda calapa" staat op de kaart van Diogo Homem aldus heet hij ten rechte uit 1558, gefacsimileerd door W. de Gray Birch in zijn vertaling ,,The Commentaries of the great Afonso Dalboquerque", Hakluyt-ed., III, London 1880, bl. 1, terwijl bewesten daarvan „bunta", d.i. Banten ligt; en,,sunda calapa" staat ook op de latere bewerking dezer zelfde kaart van 1568, gefacsimileerd bij Ruge, op. cit., bl. 534, met ook ten westen daarvan een juister „banta". En ,,Sunda Calapa" noemt Huygen van Linschoten het nog

[ocr errors]

1) Barbosa's „Livro" in Collecção de Noticias etc., II, 2e ed., Lisboa 1867, bl. 368–369. 2) De toen tegelijk opgerichte gedenkpilaar (padram, padrão) met het wapen (wereldbol; esphera) van den inmiddels op 13 Dec. 1521 in Portugal overleden Koning Manuel I, en een Port. inscriptie daaronder, is thans terug. gevonden beN. het oude Stadhuis; zie de afbeelding in Oudh. Verslag 1919, p. 53.

in zijn in 1596 verschenen Itinerario, hoewel de naam toen al verouderd was, zoodat, toen de Hollanders hier het eerst op 13 Nov. 1596 aanliepen, zij in hun Journalen spreken van ,,Jaccatra, welcke stadt eertyts (sic) genaemt is geweest Sonda Callappa" (De Jonge, Opkomst, II, 1864, bl. 336; en verg. Lodewycksz' Eerste Boeck, 1598, ed. 1915, p. 162). Het ontstaan van Soenda Kalapa moet dus wel tot vóór 1500 A. D. teruggaan.

Doch de wijze waarop Linschoten den vollen naam noemt, is niet minder merkwaardig; hij spreekt van ,,Iava mayor", groot-Java, en voegt dan toe: „Die principaelste Havē van't Eylandt is Sunda Calapa, waer van die straet den naem heeft" (fol. 25b); hier hebben we dus en wel naar Port. bronnen, door Linschoten bewerkt, die tusschen 1583 en 1588 te Goa voor hem beschikbaar waren den naam Soenda, die op Java, en ondanks Java, naar voren springt.

=

=

Hierbij moet stilgestaan worden. Want ronduit gezegd: onze naam S o en da-eilanden, dan weer onderverdeeld in Groote en Kleine, is een anomulie, iets tegennutuurlijks! Java-eila nden moesten zij heeten! Want na ca. 1050 A. D. (kort na Erlangga) had allengs Java, politiek en moreel, de leiding gekregen over alle andere eilanden of eilanden-deelen in onzen Archipel. Bij Marco Polo in 1292 is Java eigenlijk Java, en Java minor Noord-Sumatra; wanneer de Portugeezen in 1511 van Malaka meester zijn geworden, heeten veelal Indonesiërs,,Jaos", „Javanen", ook al zijn daar tal van Molukkanen en Makassaren, Boegineezen en Soendaneezen onder; en men verg, de heele reeks getuigenissen in Veth's Java, 2e uitgaaf, I, 1896, bl. 11–14, voor den verbazenden omvang dien, óók in het begrip van talrijke inlandsche stammen (tot op Soemba en Timor toc), de naam Java en Javanen in onzen Archipel had en heeft.

Doch ondanks dit doorslaand overwicht van den naam J a v a, spreken wij toch, onredelijkerwijze, van Soenda-eilanden, groote en kleine!

Alleen aan de Portugeezen hebben wij dit zonderlinge spraakgebruik toe te schrijven, die sinds ca. 1600 steeds, de 17e en 18e eeuw door, zijn blijven spreken van de eilanden van Soenda" (as ilhas da Sunda, ook de Sunda en do Sunda). Voor hen werd omtrent 1545 door de toen uitgebarsten troebelen bij de ineenstorting van Demak, waaruit het meer binnenwaarts gelegen Padjang dan zou voortkomen, de scheepvaart op Groot-Java moeilijker; hun handel met Java concentreerde zich op Soenda en hun begrip van Java kromp daartoe samen. In het reeds even aangehaalde ,,Boek der Gewichten van Indië" (Subsidios etc., 1) opgesteld in 1554 door Antonio Nunes, wordt niet gerept van,,Java", doch volgen achter elkaar de gewichten gebruikelijk te Malaka, Banda, Ternate (,,Maluquo"), China (versta: Macao), en Soenda, tevens het slot der gansche lijst.

Doch ook reeds eerder, uit den tijd toen Děmak zeker heerschte, hebben wij een treffend voorbeeld hoe, zelfs in officieele taal en op Java-zelf, de Portugeezen ,,S o en d a" zeiden waar beslist Ja va bedoeld was. Op 27 Jan. 1532 toch sluiten zij een contract met den (Si) Adji Dipati van Gresik (,,o siayge de pate senhor da dicta povoaçam daguacim"), den „Koning" van Gresik dus in ouderwetsch-Hollandsch, en in dit contract wordt van niets anders gesproken dan van „het

[ocr errors]

=

eiland van Soenda", ,,het gezegde eiland van Soenda" waarop ook uitdrukkelijk „,de haven van Panaroekan" wordt vermeld voor te komen! ja zelfs van,,de eilanden van Soenda" 1). We hebben hier dus Soenda Java in zijn volle uitgestrektheid, met Soenda-proper, Gresik en Panaroekan op zijn noordkust; en de neiging ook al om de omliggende eilanden Soenda-eilanden te betitelen! De naklank van dit toch zéér verwarrend Port. spraakgebruik in loco uit ca. 1530 gaf zelfs aanleiding tot een vermaarden flater van BARROS (zie dezen naam) in zijn IIe Decade van 1553, waar van Dipati Joenoes (,,Pate Unuz"), heer van Djapara in 1512, gezegd wordt: dat hij zich later n.l. vóór 1521 ,,Koning van Soenda" maakte (Lib. IX, cap. 4). Doch versta hier: Koning van Java-proper, met Madjapahit als centrum (verg. Bijdr. Kon. Inst. 6, VI, 1899, p. 131-139).

Maar wie, voor het Port. volksbegrip, er zeker het meest aan heeft toegebracht Soenda op den voorgrond te stellen, is Camões - wiens verblijftijden in Port. Indië waren geweest 1553–56, en (nà Macao) 1560--67 met zijn in 1572 voor het eerst verschenen, en dadelijk menigmaal herdrukt heldendicht der Loezíaden (Os Lusiadas, d.i. De Daden der Lusitaniërs). In zijn Xen, tevens laatsten zang, geeft hij een gansch panorama van de Oostersche landen, daaronder ook van onzen Archipel, en bezingt achtereenvolgens met vermelding telkens van eenige karakteristicke bizonderheden, in 4 strophen, Tidore met Ternate, Banda met Borneo, Timor met Soenda, en ten slotte Sumatra. Doch over Ja v a wordt gezwegen! En de bizonderheid welke hij van Soenda" vertelt over een ,,versteenende rivier" moge nu ook al wijzen naar het bovenBantam-gebied, aan den anderen kant heeft toch Camões-zelve met zijn ,,Sunda" niets anders bedoeld dan gansch-Java, waar hij, na het vermelden van Timor met zijn sandelhout, ineens overgaat tot,,Soenda zóó uitgestrekt, dat het de eene zijde verbergt naar 't onbereikbaar Zuid" 2). En al zijn lezers met hem, hebben hier aan Soenda Java gedacht, en halfbewust medegedaan aan de propaganda voor den naam Soenda.

Camões en anderen in Indië wisten wel beter. De medicus-plantkundige Garcia da Orta, levend te Goa sinds ca. 1540, zegt in zijn aldaar in 1563

1) Zie dit contract afgedrukt in J. F. J. Biker, Collecção de tratados etc. I, Lisboa 1881, bl. 55-62, en verg. Veth's Java, 2e ed., I, 1896, bl. 287-288, alsmede Bijdr. Kon. Inst. 6, VI, bl. 172. Op bl. 59 bij Biker staat: „o sayge de pate cnz.", maar in een eigen afschrift van dit archiefstuk, uit Lissabon ontvangen, staat duidelijk siayge".

2) ,,Olha a Sunda tão larga, que huma banda Esconde para o Sul difficultoso". Aldus in strophe 134 (waar even goed „Jaoa” had kunnen staan). Het woord „Javanen” (Juos) wordt in dezen zelfden Xen zang in str. 44 genoemd, waar het toen in Malaka welbekende spreekwoord,,Maleiers zijn verliefd, Javanen dapper" wordt te pas gebracht. Over bedoelde,,wonder”-„rivier” (waarschijnlijk de Tji Oedjoeng), die: „In steen verkeert het hout, dat in haar valt", verg. de literatuur in Veth's Java, 2e ed., III (1903), p. 95, noot 2; Camões ontbreekt er echter.

verschenen beroemde Coloquios Vooraan voorzien van een Ode door zijn vriend Camões! bij zijn XIXe Gesprek (Over Cubebe), dat de Portugeezen dat haalden „uit Soenda en uit Java", en spreekt daarop zelfs over de eilanden van Java" (ilhas de Jaoa; ed. Ficalho, I, 1891, p. 288). De Spaansche medicus Christoval Acosta, die kort na Orta verscheiden jaren te Cochin had gepraktizeerd, schrijft desgelijks in zijn Tractado de las Drogas etc. (Burgos, 1578, p. 24) over de peper: dat men die vindt op de kust van Malabar, te Malaka, in Kědah,,,en in Soenda en in eenige eilanden van Java" (y en la Sunda y en algunas islas de Iaoa). Godinho de Eredia, de te Malaka geboren Indo met Boegineesch bloed, schrijft in zijn Bericht van het Goud-Schiereiland" (Informação da Aurea Chersoneso) van 1599 1), nog wel degelijk over Java Maior", kent geen Soenda als eiland, maar wel als haven, en begint zijn nadere beschrijving aldus: „Het Eiland is verdeeld in verscheiden Provinciën en Rijken, en de voornaamste zijn de volgende: Soenda Kalapa (dus géén Djakatra alsnog zich bewust), Cheribon enz." En verg. Couto's beschrijving van het eiland Java" in zijn IVe Decade (le ed. 1602), Lib, 1II, cap. 1.

Doch dit verhindert niet, dat, ook officieel, Soenda voor Java in eere blijft bij de Portugeezen, hetgeen in 't begin der 17e eeuw weer bevorderd wordt door het feit dat juist om WestJava, om Banten en Soenda Kalapa, de naijver met de Hollanders zich concentreerde; zoo heet het in 1615 officieel uit Voor-Indië aan den Koning, dat de kleedjes van Palikat gewild zijn „in Soenda en in de verdere havens van Java" (,,na Sunda e nos mais portos da Jaoa", Docum. Remettidos, III, 1885, bl. 189-190). En eerder reeds bezat de naam bij hen een nog veel ruimer beteckenis; François Pyrard de Laval schrijft al in het bekend verhaal zijner reis naar het Oosten, die van Mei 1601-Febr. 1611 geduurd had: ,,Les Portugais appellent toutes les isles qui sont au delà de Malaca, la Sonde, comme qui diroit la mer & les isles du Sud. Sous ce nom sont comprises Sumatra, Iaua, les Moluques, & toutes les autres isles particulieres de ce costé-là" (Voyage, 3e ed., Paris 1619, II, bl. 164; desgelijks al in zijn Discours du voyage, 1611, p. 239). Naar dit getuigenis van Pyrard herhaalt dan P. Davity het in zijn Description Générale de l'Asie, nouv. éd., Paris 1660, fol. 869, onder het hoofd „Isle (sic) de la Svnde"; er nog bijvoegend: „Les trois principales de ces Isles sont Sumatra, la grande Iaue & Borneo". In Port. werken der 18e eeuw vindt men aldus niet anders dan van,,de eilanden van Soenda" gesproken; zoo in 1786: „Het Eiland van Sumatra, het grootste der eilanden van Soenda, heeft enz." (,,a maior das Ilhas do Sunda", Historia dos descobrimentos etc., II, Lisboa 1786, bl. 24; en verg. er bl. 158).

Daardoor hadden de Franschen den term spoedig overgenomen. In den grooten alphabetischen ,,Dictionnaire de Trévoux" (ook, en meer officieel, genoemd,,Dictionnaire Universel François et Latin"), nouv. édition, IV, Paris 1732, wordt bij het art.,,Les isles de la Sonde. Sondae insulac", curieuzelijk herinnerd, op het voetspoor

1) Het eerst uitgegeven door A. L. Caminha, Lissabon 1807, met eenige andere ongedrukte stukken. Zie daar bl. 110.

....

van Nic. Sanson (1704), aan den schijnbaar analogen term bij Ptolemaeus (zie hiervóór),,Sindae insulae tres Anthropophagorum", die misschien wel eenigen invloed had uitgeoefend; en heet het voorts,,Les principales de ces isles [de la Sonde], sont Sumatra, Java & Borneo" (fol. 2084). In de nog veel uitgebreider ,,Encyclopédie, ou Dictionnaire raisonné etc." van Diderot en d'Alembert, kan men in dl. XV, Neufchastel 1765 desgelijks lezen .,S on de, îles de la,... îles de la mer des Indes, situées autour de l'équateur, & au couchant des Moluques Les principales de ces îles sont Sumatra, Java & Bornéo". En wanneer in An IV (= 1796) de Fransche vermeerderde vertaling verschijnt der reisbeschrijving van C. P. Thunberg, die in het Zweedsch luidde „Resa uti Europa, Africa, Asia" (Upsala, 1789), dan heet die in het Fransch „Voyage au Japon par le Cap de Bonne-Espérance, les Isles de la Sonde, etc."

....

In de 18e eeuw bezaten ook de Engelschen deze uitdrukking. In den len druk van zijn History of Sumatra" (London, 1783) begint Marsden: ,Sumatra is an island in the East Indies; the most western of those classed by geographers under the distinction of Sunda islands" (bl. 3). En geheel desgelijks heft in 1817 Raffles zijne History of Java aldus aan: The Country known to Europeans under the name of J a v a, is one of the largest of what modern (sic) geographers call the S und a islands" (I, bl. 1). Maar het feit alweer dat Raffles niet stilstaat bij deze zonderlinge en onlogische benoeming, zelfs ondanks dat hij een anderen geopperden verzamelnaam,,the Asiatic Isles" vermeldt, bewijst wel dat men toen al aan den term gewend was, en niet meer als vreemd voelde wat inderdaad zeer vreemd was.

Ook wij zijn reeds spoedig in het zog meegegaan, waarschijnlijk op het spoor der Engelschen. Wouter Schouten in zijn ,,Oost-Indische Voyagie", Amsterdam 1676, II, bl. 134 spreekt weliswaar nog van Oost-Indische Eylanden" 1); het ,,water-Indien", door Rumphius doorloopend gebruikt in zijn Amboinsch Kruidboek (zie de Voorreden van dl. I, 1741, slot) vond geen navolging. Maar reeds in 1730 was te Amsterdam versche

1) Het is dus niet juist, dat het ,,Grosses vollständiges Universal-Lexicon aller Wissenschafften und Künste", XXXVIII, LeipzigHalle 1743, i. v.,,Sonde, oder die SüdInsel" als getuigen ten deze, zelfs vóór Davity en Tavernier, óók noemt Schouten. Overigens is de aanhef van dit art. zeer interessant: ,,die Portugiesen benennen also alle Indianische Inseln, welche jenseit der halb Insel Malacca liegen, und werden wegen ihrer grossen Anzahl insgemein in die Inseln de Sonda gegen Osten zu, und die gegen Westen zu, eingetheilet .... Unter denen Inseln de Sonda gegen Westen zu sind die vornehmsten Borneo, Sumatra und Java" (fol. 729). Inderdaad zegt het Tavernier (Les six Voyages, etc., Paris 1678, II, bl. 294): „& quelquefois aux Isles de la Sonde & aux Philippines"; hetgeen in de vertaling van Glazemaker, Amsterdam 1682, wordt weergegeven met:,,en somtijts naar de Filippynsche Eilanden en naar die van Sunda" (11, bl. 221).

[ocr errors]

nen, vertaald naar het Engelsch van Th. Salmon, een boek,,Behelzende de Tegenwoordige Staat der Sundasche Eilanden, en wel inzonderheid Borneo, Java, Sumatra en enz." Op Celebes na, zijn hier de ,,Groote" Soenda-cilanden dus reeds compleet. Trouwens, nog lang daarna rekende men Celebes er niet bij; J. van den Bosch vertaalt in zijn ,Nederlandsche bezittingen, in Azia enz.", 's-Grav. -Amsterdam, 1818, op bl. 149 van dl. II het volgende uit dl. IV van Maltebrun's ,,Précis de la Géographie universelle" (le ed., Paris 1810-29, 8 din.):,,De beroemde straat Sunda of de la Sonde, scheidt het eiland Sumatra van Java. De zeeman, uit de Indische zee tusschen deze eilanden doorvarende, ziet weldra het groote Land van Borneo vóór zich; van hier de eer gewone dan juiste benaming van Sundasche eilanden, aan deze drie (sic) Landschappen gegeven". 1)

-

een

Terwijl daarop in 1860 door het machi woord van Multatuli de pakkende fantastische term Insulinde als verzamelnaam voor onzen Archipel in zwang kwam, en sinds 1884 onder wetenschappelijk voorgaan van Bastian de juister naam Indonesie allengs terrein won, moeten wij het aan de Portugeezen wijten of danken, dat wij het grootste deel van ons overzeesch bezit met den onlogischen, doch historisch-verklaarbaren term van So e nda-eilanden betitelen, en dat we nog slechts één stap verder behoefden te gaan om van Soenda-Archipel" te spreken, zooals de moderne Spanjaarden inderdaad plegen te doen met hun ,,Archipiélago de la Sonda". Verg. trouwens noot 2 hieronder. Dat onder de ,,Kleine" Soenda-eilanden benaming die eerst in de le helft der 19e eeuw ontstond, naar analogie der 4 Groote Soendaeilanden 2) de reeks wordt verstaan, die met Bali begint, en met Timor eindigt, onder in begrip van Alor, doch met uitsluiting reeds van Wetar (Wetter), hetgeen tot de Zuidwestereilinden en het gewest Amboina behoort, is bekend. Geologisch, met uitzondering van Soemba, Sawoe, Roti en Timor, behooren zij inderdaad tot de recente, deels ook jong-tertiaire vulkaanreeks die over Sumatra en Java heengaat, en, over Alor en Kambing noordwaarts buigend, naar Banda loopt. Historisch en politiek behoort Timor volkomen er bij, en vormt dit, niet enkel slechts naar den naam, de ,,Oost-"grens van wat ten rechte de ,,Kleine Java-eilanden" waren te heeten, zooals korten tijd (ca. 1600-1650) Soembawa bij ons inderdaad Java Minor genoemd werd.

Doch om bovenvermelde redenen zal ook deze reeks wel voor goed met den zonderlingen

1) Maltebrun had het scherper geformuleerd:,,Le célèbre détroit de la Sonde, proprement de Sunda, de là cette dénomination commune d'iles de la Sonde, donnée à ces trois contrées (dus: Sumatra, Java, en Borneo), dénomination insignifiante, mais sur laquelle il est inutile de chicaner" (Précis, IV, 1813, p. 265).

2) Soms telt men 6 groote, door Bangka en Billiton afzonderlijk mede te rekenen; aldus het art.,,Soenda-Archipel" (sic) in het Aardrijksk. en Statist. Wdb. van Ned.-Indië, III, 1869. Er is dan echter niet de minste reden, Madoera niet mee te rekenen.

naam van ,,Kleine Soenda-eilanden" blijven prijken. G. P. R.

SOENDA KALAPA. Zie bij SOENDA, SOERAKARTA (no. 2), en SOERASOWAN. De conservatieve Chineezen spreken nog altijd over Batavia als: Ka-la-pa (en niet bv. van Sha-ko-ta of Pa-ta-pi), teruggaande dus met dien Chin. plaatsnaam tot hun vestiging te Soenda Kalapa in de 16e eeuw, of vroeger.

SOENDA-LANDEN. Onder dezen naam verstaat men het gedeelte van Java ten W. van de rivieren Tji Losari en Tji Tandoej. Deze vormen ook de taalgrens; Soenda neesch wordt gesproken over geheel West-Java, doch met eenige beper king. De taal der Noorderkuststreek van Bantam is een dialect van het Javaansch en ook elders in deze residentie schijn zij sterk met Javaansch vermengd te zijn; in cen deel van Cheribon heeft Javaansch den boventoon; de strook langs de Zuidkust is bij de ontwikkeling der taal in het binnenland achtergebleven en naar de Oostelijke grens van West-Java gaat de taal geleidelijk in het Javaansch over. Onder Soenda neesch (zie verder op dat woord) wordt dus in het algemeen verstaan de taal van West-Java, maar in het bijzonder die van de Preanger, van de Zuidelijke helft der afdeeling Buitenzorg en van de Zuidelijke helft van Krawang. In dit uitgestrekt gedeelte des lands is de taal het zuiverst, het rijkst en het meest beschaafd en daar heeft zij zich dan ook tot een geschreven taal ontwikkeld, Voor verdere bijzonderd erhed en omtrent de Soenda-landen wordt verwezen naar SOENDANEEZEN en naar de verschillende artikelen, die over dit gedeelte van Java handelen.

Literatuur: A. de Wilde, De Preanger-Regent schappen op Java, Amst., 1830; Dr. J. ten Brink, Op de grenzen der Preanger, Bat., 1861; J. Hageman J.Cz., Geschiedenis der Soenda-landen, T. B. G. DI. XVI (1867) bl. 193, XVII (1869), 178 en XIX (1870), 201; K. F. Holle, Bijdragen tot de geschiedenis der Preanger-Regentschappen, T. B. G. DI. XVII (1869), bl. 316; J. Groneman, Bladen uit het dagboek, enz., Gron., 1874; S. Coolsma, Twaalf voorlezingen over West-Java, Rott., 1879 (opnieuw verschenen in 1881 eveneens te Rott. onder den titel,,West-Java"); O. van Rees, Overzigt van de geschiedenis der Preanger regentsch., Verh. Bat, Gen. Dl. XXXIX (1880); Mr. J. A. v. d. Chijs, Geschiedenis van de Soenda-landen, in he: Soendasch vertaald door Raden Karta Winata, Batavia, 1880; Dezelfde, Oud-Bantam T. B. G. Dl. XXVI (1881), bl. 1; P. J. Veth, Java, Dl. III, 1882, West-Java, bl. 1-354; S. Coolsma, Soenda neesch-Holl. woordenboek, Leiden 1884, Inleiding; Dr. J. Brandes, Eenige officieele stukken met betrekking tot Tjĕrbon, T. B. G. Dl. XXXVII (1894), bl. 449; P. de Roo de la Faille, Prea nger-schetsen, Bat., 1895; P. J. Veth, Java, 2e druk, bewerkt door Joh. F. Snelleman en J. F. Niermeyer, Dl. I, Oude geschiedenis (1896), en II, nieuwe geschiedenis (1898).

SOENDASTRAAT tusschen Java's Westkust en Sumatra's Zuidkust is van ouds de meest bevaren toegang tot den O. I. Archipel. De Java wal langs de straat is over het algemeen laag en zwaar begroeid, daarachter rijst, behalve ter hoogte van de Peperbaai, het heuvelland geleidelijk op; in het Noordgedeelte van de straat is het land tot aan het strand bebouwd.

« SebelumnyaLanjutkan »