Gambar halaman
PDF
ePub

mulgus affinis; hij maakt des avonds en des nachts op lichtgevende insekten en op termieten jacht, is zeer algemeen, en komt al jagende tot in de steden. In bijna den geheelen archipel komt C. macrurus, op Java tjabak maling genoemd, voor en op Borneo en Billiton C. concretus, zeer donker van kleur met een geelwitte keelvlek. Eenige soorten hebben de zijvederen van het achterhoofd verlengd, waardoor zij min of meer gelijkenis vertoonen met de ooruilen; daartoe behooren Lyncornis temminckii van Sumatra en Borneo, die zeer donker van kleur is met een witten band rondom den nek, en eene groote soort van Celebes (L. macropterus).

GEKKO'S. (Geckonidae). Familie van boom- of muurhagedissen (zie HAGEDISSEN I A), gekenmerkt door een dorsoventraal (van rug- naar buikzijde) afgeplatten romp, evenals de kop, met korrelvormige schubben of wratten bedekt. Tong aan de voorzijde ingesneden, groote oogen met vertikale pupil en onbewegelijke oogleden, trommelvlies oppervlakkig. Deze nacht dieren hebben goed ontwikkelde ledematen en een langen, breekbaren staart, en zijn goede klimmers. Aan de onderzijde der meestal verbreede vingers en teenen bevinden zich een aantal bewegelijke plaatjes, door middel waarvan zij zich aan gladde oppervlakken kunnen vastzuigen en zonder bezwaren tegen vertikale wanden of aan de onderzijde van plafonds kunnen voort bewegen. Dij- en liesporiën meestal bij het mannetje aanwezig. Eieren rond of ovaal met vrij harde kalkschaal. De naam gekko (maleisch toké) aan grootere, en die van tjitjak aan kleinere vertegenwoordigers dezer familie gegeven, heeft een klankna bootsende beteekenis, want deze dieren zijn de eenige Reptielen met goed ontwikkeld stemorgaan.

Hun spookachtig uiterlijk, hunne vlugge bewegingen, het zich dikwerf plotseling laten vallen en het zich dan krampachtig vastklemmen, doen deze om het vangen van insecten zeer nuttige, geheel onschadelijke diertjes bij vele Europeanen en inlanders in een slechten reuk staan. Hunne groote, glanzende en vooruitstekende oogen, groote kop, breede bek, die ze bij gevaar of angst wijd opensperren, en vooral het doordringende geluid, dat zij met tusschenpoozen van eenige minuten, tien- à twintigmaal achtereen doen hooren, steeds langzamer en slepender, totdat het in een dof gesnork wegsterft, dragen er niet minder toe bij om afkeer en afschuw op te wekken. Gewoonlijk vangt men ze door hun wat tabak op een stok bevestigd onder den neus te houden, ze raken daardoor bedwelmd en laten zich op den grond vallen. Veel komt het bijgeloof voor, dat de toké's giftig zouden zijn; dit bijgeloof vindt men reeds in zeer oude boeken medegedeeld; o.a. verhaalt Bontius dat in 't hospitaal te Batavia over de borst van een matroos een toké gekropen was en overal een brand vlek achterliet, welke hevige ettering veroorzaakte en eindigde met geheele afsterving dezer plekken; dat vergif zou zich in de kleefst of der teenen bevinden. Ook het speeksel wordt als zeer vergiftig beschouwd; men meent dat het speeksel, gemengd in een of anderen drank, huiduitslag teweegbrengt en hiervan zouden Indische gifmengers gebruik maken om de schoonheid van jonge vrouwen te vernietigen. Behalve de huizen bewonen de gekko's boomen, rotsen of vertoeven immer op den grond,' en komen vooral als de duisternis invalt te voorschijn. Sommige koesteren zich evenwel gaarne in de zon, doch zijn bij regenachtig weder zelden zichtbaar. Vele soorten hebben beschermende kleuren; zoo vindt men grijsgrauwe soorten tegen de balken der wonin

gen, groene soorten tusschen het gras, tegen de boomen of tegen de paggers van levend hout, waardoor zij zeer moeilijk te onderscheiden zijn. Zij loopen zoo verbazend snel, dat het schijnt alsof ze aan een touwtje vastgemaakt zijn en dan in eens met een ruk naar een opening worden voort getrokken en plotseling verdwenen zijn. Evenals de Kameleons kunnen zij de kleur hunner huid veranderen, hoewel niet zoo snel. De Javanen tellen het aantal keeren dat een Gekko achter elkaar hetzelfde geluid doet hooren en meenen, dat bepaalde voorspellingen hiermede aangeduid worden. Een ander bijgeloof der inboorlingen is dat, ingeval een toké zich aan iemands huid vasthecht juist op het oogenblik dat een donderslag valt, het dier nooit meer loslaat. Onderling vechten zij hevig als nijdige dieren; de broze staart breekt gemakkelijk af, doch het herstellingsvermogen is bij hen groot.

Van de verspreiding der Geckoniden geldt hetzelfde, wat reeds van die der Agamiden en Engystomatiden gezegd is. Blijkbaar uit het Aziatisch vasteland afkomstig, heeft deze familie in N.-Guinea een nieuw radiatie-centrum gevormd. Indo-Maleia telt 29 soorten (waarvan 18 eigen), N.-Guinea 22 (waarvan 14 eigen), terwijl in het tusschenliggende Austro-Maleische gebied slechts 16 soorten (waaronder 4 eigen aangetroffen worden).

Laatstgenoemd gebied heeft met het Indo-Maleische 5 en met N.-Guinea 2 soorten gemeen en draagt dus een overwegend orientaal karakter. In de westhelft vertoont Borneo met 25 soorten (waaronder 11 eigen) een veel grootere soortenrijkdom dan Sumatra met 14 soorten (waaronder 2 eigen) en Java met 13 soorten (waaronder geen enkel eigen soort), terwijl ook op het verschijnsel gewezen moet worden, dat tamelijk veel vormen door den geheelen archipel voorkomen en wel 6 (± 12%), iets wat waarschijnlijk samenhangt met de verspreiding door middel van vaartuigen. De meeste gekko's toch zijn niet op het leven in boomen aangewezen, maar huizen bij voorkeur in of in de nabijheid van menschelijke woningen. De 5 soortenrijkste geslachten bezitten dan ook één of meer algemeen in den archipel verbreide soorten (Gymnodactylus, Hemidactylus, Gehyra en Lepidodactylus) of vertoonen als geslacht dat verbreidingsgebied (Gecko). Alleen enkele zeldzame en soortarme geslachten zijn tot het Indo-Maleisch gebied beperkt. Van de 10 in onzen Oost voorkomende geslachten worden hier alleen vermeld:

1°. Gymnodactylus, een boomgekko, waarvan de meeste soorten in de oostelijke helft van den archipel voorkomen (10 van de 13 soorten, waarvan 7 alleen daar; zuiver Indo-Maleisch zijn slechts 3 soorten). Bij dit geslacht zijn de teenen niet verbreed, maar zijdelings samengedrukt. Bijna circumtropisch, alleen in het Aethiopisch gebied ontbrekend. De meest gewone soort G. marmoratus Kuhl komt door den geheelen archipel voor (van Malaka tot het Kersteiland). Het is een vrij kleine vorm (15 cM., waarvan de helft staart) met relatief grooten kop, een onduidelijke plooi tusschen oksel en lies, romp aan de rugzijde met wratten bedekt. Bovenzijde lichtbruin met donkere vlekken, een donkere slaapstreep, de staart afwisselend met lichte en donkere ringen, buikzijde geelachtig gekleurd.

2°. Hemidactylus, kleine huisgekko (maleisch tjitjak). Deze bekende, kleine, sterk van rug naar buikzijde afgeplatte diertjes ontbreken in geen enkel Indisch huis en de inlandsche naam stelt een niet geheel gelukte nabootsing voor van het

hooge, snerpende geluid, dat deze dieren, vooral vechtende maken. De teenen zijn sterk verbreed en van 2 rijen zuigplaatjes voorzien. Het laatste, geklauwde teenkootje ontspringt op eenigen afstand binnen den rand van het zuigschijfje. Ook dit geslacht is circumtropisch, maar in dit geval herbergt de westelijke helft van den archipel meer soorten dan de oostelijke (nl. 6 waarvan 3 eigen soorten, resp. 3 waaronder geen enkele eigen soort). De twee algemeen verbreide soorten zijn: H. frenatus Dum. en Bibr. en H. platyurus Schn. Eerst genoemde soort, die in het geheele orientale gebied en in Polynesie voorkomt, is blijkbaar door het scheepvaartverkeer naar Mauritius, Madagascar, Afrika en St. Helena verplaatst. Deze vrij kleine soort (13, cM.) bezit geen spanvliezen tusschen de teenen, de grijs tot rossig bruine rugzijde is bedekt met korrels, waartusschen zich grootere, kegelvormige wratten bevinden. Soms komen donkere vlekken en een donkere zijstreep voor. De staart vertoont 6 overlangsche rijen van grootere wratten in dwarsbanden gerangschikt. De tweede iets kleinere soort (121⁄2 cM.) bezit spanvliezen tusschen de teenen en een zijdelingsche huid plooi (valscherm!). De bovenzijde is gelijkmatig gegranuleerd, de staart bezit scherpe getande zijkanten.

3°. Gehyra, hoofdzakelijk in het Oosten van den archipel thuis behoorende boomgekko's met sterk verbreede teenen van één rij zuigplaatjes voorzien. Een vrij groote soort G. mutilata Wiegm.. (bijna 20 CM., waarvan de helft staart) komt door den geheelen archipel voor (van Madagascar en AchterIndië tot Mexico en Cuba). Zij is gekenmerkt door kleine spanvliezen tusschen de teenen, door een huid plooi langs de achterpooten en door een mediane groeve aan de onderzijde der teenen. De wisselende kleur der bovenzijde is grijs tot rood bruin met donkere vlekken.

4°. Gecko, de groote huisgekko of toké. Deze groote vormen, waarvan het diepe basgeluid zeer goed door den inlandschen naam wordt nagebootst, zijn niet zoo algemeen als de tjitjaks, maar komen toch in oude huizen vooral op afgelegen cultuurondernemingen veelvuldig voor. De teenen zijn sterk verbreed en dragen aan de onderzijde één rij van zuigplaatjes, terwijl het laatste teenkootje aan den rand van het zuigschijfje ontspringt. Van dit typisch Orientale geslacht komen 2 vertegenwoordigers, G. monarchus Dum. en Bibr. en G. verticillatus Laur. door den geheelen archipel tot de Aroe- en Kei-eilanden voor. De laatste soort is de gewone groote huisgekko of toké (30 cM. lang, waarvan de helft staart), die blijkbaar door toedoen van menschen westelijk tot in Madagascar voorkomt. Zij is gekenmerkt door een grooten, breeden kop met groote oogen. De rug is bekleed met korrels, waartusschen zich 12 overlangsche rijen van grootere wratten bevinden, de staart draagt platte, vierkante schubben in dwarsbanden van 6 schubben breed gerangschikt. Kleur der bovenzijde grijs met roode vlekken, staart met donkere dwarsbanden. Een andere bekende soort, weer tot de oosthelft beperkt, G. vittatus Houttuyn, is iets kleiner (26 cM.), leeft weer op boomen en heet in het Maleisch tjitjak terbang. Zij is van boven grijsbruin gekleurd en vertoont op den rug een witte, met zwart afgezette mediaanstreep en witte ringen om den staart. Zuiver Indo-Maleisch is G. stentor Gray een groote soort (37 cM.), in 't Maleisch bewak pongo genoemd en van boven eveneens grijsbruin gekleurd met donkere en lichte vlekken, de laatste in dwarsrijen gerangschikt. Ook

de staart vertoont donkere en lichte dwarsbanden 5°. Ptychozoon, een zeer merkwaardig nachtdier van spookachtig uiterlijk door de groote huidplooien aan de zijden van kop, romp en staart, welke laatste toch reeds sterk verbreed en afgeplat is. Tusschen de sterke verbreede teenen, van één rij zuigplaatjes voorzien, komen flinke spanvliezen voor. Al deze uitgroeiingen van de huid doen natuurlijk dienst als valscherm. De meest bekende soort Ptychozoon homalocephalum Creveldt (19 cM. lang, waarvan de helft staart) komt alleen in het IndoMaleische gebied voor. Zij is aan de bovenzijde grijs tot rood bruin gekleurd met golvende, donkere dwarsbanden en een donkere zijstreep langs slaap en nek. Deze boomvormen leggen de ronde eieren met witte kalkschaal altijd 2 aan 2 op de schors van boomen. GELAM, (MAL., JAV., SO END.). Zie MELALEUCA. GELAM BOEKIT (MAL.). Zie LEPTOSPERMUM. GELAM TIKOES (MAL.). Zie EUGENIA MICHELII.

GELANG (SOEND., MAL.). Zie SESUVIUM en PORTULACA.

GELANG SOESOE (MAL.) Zie EUPHORBIA PILULIFERA.

GELATIK. Zie GLATIK.

GELD. Zie MUNTWEZEN.

GELDER (JAN ARNOLD DE). Geboren te Assen 31 Mei 1841, in 1858 benoemd tot Adelborst le klasse, in 1861 tot Luitenant ter Zee. In deze betrekking wist hij zich (in 1862) bizonder te onderscheiden in een gevecht met zeeroovers bij de Talauteilanden. Het volgend jaar evenwel verliet hij den zeedienst, na met goed gevolg het toen nog in Indië afgenomen examen voor Adspirant-Ingenieur bij den Waterstaat en 's Lands B.O. Werken in Ned. Indië te hebben afgelegd. Als Ingenieur van den Waterstaat was hij o.a. geplaatst in de Residentie Banjoemas, waar hij belangrijke werken tot stand bracht. In 1873 met verlof wegens ziekte in Nederland vertoevende kwam hij in aanraking met den heer Waldorp, wiens advies was ingewonnen nopens diverse plannen voor een zeehaven ten behoeve van Batavia. Op aanwijzing van den Minister van Koloniën, vergezelde De Gelder in 1876 Waldorp naar Indië, en was hem behulpzaam bij het opmaken van een definitief ontwerp voor de nabij Tandjoeng Priok te stichten haven, dat de goedkeuring der Regeering kon verwerven. Het was oorspronkelijk de bedoeling, dit werk in aanneming te doen uitvoeren, doch toen een uitgeschreven aan besteding mislukte, daar de eenige in aanmerking komende inschrijver met zijn bod vele millioenen boven de begrooting ging, werd besloten tot uitvoering in eigen beheer, en De Gelder - die inmiddels tot Ingenieur le klasse was opgeklommen- tot chef der werken aangewezen (1877). Aan zijne energieke leiding, het bij de uitvoering betoonde beleid · - niet het minst in administratief opzicht-, en zijn organisatorisch talent is het voornamelijk te danken dat in 1883, toen De Gelder met verlof naar Nederland terugkeerde, de eigenlijke havenaanleg grootendeels was voltooid voor een beneden de begrootingssom blijvend bedrag. Intusschen was hij in Augustus 1878 bij keuze benoemd tot Hoofdingenieur 2e klasse titulair; in 1879 tot Hoofdingenieur 2e klasse, en in 1882 1e klasse. (Zie verder het artikel HAVENWERKEN).

Dat De Gelder zich ook overigens een grooten naam had verworven blijkt wel hieruit, dat met hem besprekingen werden gehouden over het aanvaarden van de Ministers portefeuille voor Koloniën, die ech

ter niet door hem werd gewenscht. Wèl echter was hij in 1884 bereid, als Lid in den Raad van Indië weder naar Batavia terug te keeren. In deze betrekking had hij een overwegend aandeel in de invoering van een nieuw Waterstaats-reglement (zie het artikel: WATERSTAAT), terwijl zijn adviezen op technisch gebied veelal de richting bepaalden, waarin de oplossing van diverse vraagpunten werd gezocht. Dit was b.v. het geval met de ontwerpen voor de irrigatie van Demak, die door hem werden besnoeid. In 1886 nam hij zijn ontslag en keerde naar Nederland terug.

Aanbiedingen om op te treden als Minister van Waterstaat en van Marine werden door hem afgewezen na de afsluiting van zijn ambtelijke loopbaan wijdde hij zich voornamelijk aan belangen van handel en industrie. Op dit gebied nam hij ook een toonaangevende plaats in. Men vindt hem behalve als commissaris van verschillende kleinere maatschappijen, genoemd als medeoprichter van de

[ocr errors]

„Droogdok Mij. Tandjong-Priok", van de Konink lijke Paket vaart Mij., van de ,,Mij. tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Ned.-Indië", waarvan hij de eerste Directeur, en van de Mij.,,Suriname", waarvan hij President-Commissaris was.

Hij overleed te 's Gravenhage 28 Maart 1912. GELDLEENINGEN. Zie LEENINGEN. GELDMIDDELEN VAN NEDERLANDSCH-INDIE. De uitgaven worden onderscheiden in gewone en buitengewone. Voorts werden in de jaren 1867 t/m 1877 door verevening ten laste van de Indische begrootingen bijdragen aan de Rijksmiddelen uitgekeerd tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 134.459.000 (Zie BIJDRAGE). en hadden in de jaren 1872 t/m 1878 en 1888 t/m 1899 aan de middelen uitkeeringen plaats uit de overschotten van vorige dienstjaren (1867 en daarop gevolgde) tot een totaal van f 70.709.000. Na aftrek van deze laatste uitkeeringen wordt het volgende overzicht tabel A kregen (in duizendtallen van guldens):

ver

Tabel A. ONTVANGSTEN EN UITGAVEN, MET SPLITSING IN GEWOON EN BUITENGEWOON.

[blocks in formation]

1) Op grond van het 2de lid van art. 98 der Ind. C. W. is hieronder begrepen het bedrag dat op I Januari 1868 in 's Lands kassen voorhanden was aan overschotten van aan 1867 voorafgegane dienstjaren, zijnde / 14.926.000.

2) Niet afzonderlijk op te geven.

3) Met inbegrip van eene bijdrage aan de rijksmiddelen van f 14.856.000.

4) Na aftrek van de vorengenoemde bijdrage. Van het voordeelig verschil ad ƒ 27.127.000 is nog

f 16.375.000 rechtstreeks aan de Rijksmiddelen toegevoegd.

5) Hieronder begrepen eene bijdrage" van ƒ 2.300.000.

6) Met inbegrip van het in den aanvang genoemde bedrag van ƒ 134.459.000.

7) Zijnde het overschot van een voordeelig verschil van ƒ 354.008.000 en een nadeelig van ƒ 39.297.000.

De bestemming van de buitengewone uitgaven blijkt uit de volgende tabel B (in duizendtallen van guldens). Tabel B. BUITENGEWONE UITGAVEN.

Monopolies.

1. Gouvernements pand.

huizen...

2. Zout fabrieken

1877. 1887. 1897. 1907. 1908. 1909. 1910. 1911. 1912. 1913. 1914. 1915.

1332 2466 3125 2504 3112 4283 2444 6510 1630

109

-

18 300 100 325 319 449 820 306

Zie voor het vervolg de volgende bladzijde.

[merged small][graphic][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][ocr errors][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][ocr errors][ocr errors][subsumed][subsumed][ocr errors][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][subsumed][merged small][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][subsumed][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][merged small]

1) Met inbegrip der Solowerken.

2) Waaronder werken tot beveiliging van Batavia en Semarang tegen overstrooming (1873-1881); stuwdam in de Sampeanrivier (1873-1876); waterwerken in Demak (1875-1891); werken tot verbetering van het vaarwater in het Westgat van Soerabaja (1882-1897); werken ten behoeve van het behoud van het vaarwater ten Oosten van Soerabaja (1888-1900).

BUITENGEWONE UITGAVEN (Vervolg).

Vervolg van de vorige bladzijde.

25. Verbetering en uitbreiding van de haven te Tandjoeng-Priok....

26. Haveninrichtingen in de Pantai Timorbaai (eiland Bali)......

27. Verbetering en uitbreiding van de havenwerken te Tjilatjap (Banjoemas) 28. Verbetering haventoestanden te Belawan (Oostkust van Sumatra) 29. Aanleg van haven werken aan de Koninginnebaai (Emmahaven)

30. Verbetering haventoestanden te Emmahaven (Sumatra's Westkust) 1. Bijzondere vergoedingen aan aannemers van havenwerken in verband met het tegenvallen der kosten van de uitvoering der werken....

32. Bouw van een nieuwe haven- en douane-inrichting te Telok-Niboeng (Oostkust van Sumatra) 33. Aanschaffing van groot baggermaterieel voor Emmahaven, TandjoengPriok en havens in OostJava.

34. Aanschaffing van eene drijvende 50tons kraan voor Belawan-Deli

35. Vervoerdiensten

36. Aanleg en doortrekking Atjehtram ...

37. Zeehaven en kolenstation Sabang (Atjeh)

38. Aanschaffing van dokken 39. Electr. kracht- en lichtinrichting marine-etablissement te Soerabaja

1877. 1887. 1897. 1907. 1908. 1909. 1910. 1911. 1912. 1913. 1914. 1915.

[merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Totaal...... 10667 4564 9959 5121 6808 9562 17758 16507 21230 39239 48342 39079

Zie verder de bijlagen A, B en C van de memorie van Toelichting der begrooting voor 1916. Voor eene splitsing der uitgaven over de departementen van algemeen bestuur. zie BEGROOTING VAN NED.INDIE. Meer in het bijzonder voor de buiten bezittingen wordt verwezen naar: De buitenbezittingen 1904 tot 1914, Mededeelingen van het bureau voor de bestuurszaken der Buitenbezittingen, bewerkt door het Encyclopaedisch Bureau te Batavia.

Voor een inzicht in de beteekenis van de ontvangsten en de gewone uitgaven, is eene groepeering van een en ander noodig ter zake van de monopolies, de producten, de bedrijven, de belastingen en de gewone Landsuitgaven. In duizendtallen van galdens, (men houde in het oog dat de afronding tot kleine verschillen met de werkelijke cijfers aanleiding geven), zijn de uitkomsten als aangegeven in de hierna volgende tabellen Ct/m H.

« SebelumnyaLanjutkan »