Gambar halaman
PDF
ePub

lent afgezien. Wij zijn, van onzen kant, tot de Parijsche verklaring toegetreden, en zoo lang deze van kracht blijft hebben wij dus geen regt tot zoodanige uitgifte dan misschien juist tegen de Vereenigde Staten, in geval van oorlog. Het is altijd mogelijk, schoon niet waarschijnlijk, dat het stelsel der Parijsche verklaring weder verlaten wordt. Maar N. Amerika kan zeer ligt er toe overgaan kapers tegen zijne vijanden uit te zenden; zijne antecedenten, althans tot aan den tegenwoordigen burgeroorlog, maakten dat zeer waarschijnlijk in geval het met eene groote zeemogendheid in strijd geraakte 99. Reeds de geregelde zeemagt der Unie heeft nu, sedert den burgeroorlog, menigmaal eene bovenmatige gestrengheid tegen de neutralen ten toon gespreid, al was 't ook meest tegen Engelschen. Wat zouden kapers niet eerst doen? Reeds hierom derhalve is 't in ons dadelijk belang, de uiterst billijke bepalingen van art. 13, de krachtige waarborgen van artt. 14 en 26 te handhaven, te meer daar artt. 13 en 26 ook op de gewone oorlogsmarine van toepassing zijn.

B. AANNEMEN VAN KAPERBRIEVEN 100.

Verdrag art. 19 101: „Geen Onderdaan van Haar Hoog Mogende de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, zullen mogen versoeken of aanneemen eenige Commissien, of Lettres de Marque, tot het Wapenen van eenig Schip of Scheepen, ten einde als Kapers te ageeren

99 Zoo hieromtrent eenige schaduw van twijfel mogt bestaan, zal die terstond verdwijnen door kennisneming van Marcy's dépêche, 28 Julij 1856, bl. 19 en bl. 20 bened.

100 Heffter 263:,,Volgens nieuwere gewoonte mag in elk geval het verlof tot aanneming van kaperbrieven en tot uitrusten van kaperschepen als verbreken der onzijdigheid worden beschouwd", met de noot,,In vroeger tijd vindt men slechts geïsoleerde verdragen, dat het aan de onderdanen niet zou veroorloofd worden kaperbrieven tegen de andere partij aan te nemen. V. Steck, Versuch über Handels- u. Schiffahrtsvertr. 173, v. Martens, uber Caper 13" ('t origineel van den Essai concernant les armateurs).,,Het gewone gebruik was er tegen. Thans heeft zich de praktijk meer en meer voor het verbieden verklaard, en voorzeker op goeden grond. Vgl. Hautef. (Droits d. Neutres) I. 440." En 350. De ware grond voor onze proclam. 15 Junij 1861, 101 Recueil bl. 26.

tegens de gemelde Vereenigde Staten van America, of eenige der zelve, of teegens de Onderdaanen of Ingezeetenen der gemelde Vereenigde. Staten, of eenige der zelve, of teegens den Eigendom der Ingezeetenen van eenige der zelve, van eenige Prins of Staat (Prince or State) met wien de voorscz. Vereenigde Staten van America in oorlog mogten zijn, nochte zal eenige Onderdaan of Ingezeeten van de gemelde Vereenigde Staten van America, of eenige derselve eenige Commissie of Lettres de Marque versoeken of aanneemen, tot het wapenen van eenig Schip of Scheepen, om ter Kaap te vaaren teegens de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, of teegens de Onderdanen of Ingezeetenen van gem: haar Hoog Mogende of eenige van dezelve, of den eigendom van eenige der zelve, van eenige Prins of Staat, met wien Haar Hoog Mogende in Oorlog zullen zijn; en indien eenig persoon van een van beide Natien zodanige Commissie of Lettres de Marque zal aanneemen, zal dezelve als een Zeerover worden gestraft 102." Fr. 21; Zw. 23. Pr. 20 1e helft, beide nog van kracht, en reeds de Utrechtsche Handelsverdragen, Eng. 3. Ned. 2.

Het geval van 't artikel kan voorkomen b. v. indien de Geconfoedereerde Staten kaperbrieven uitgeven tegen de Unie of omgekeerd. Nederlanders zouden geen van beide mogen aannemen, omdat het Verdrag als èn met het Noorden èn met het Zuiden van kracht moet behandeld worden 103. 't Zou ook niet baten tegenover de Unie te beweren, dat men wel kaperbrieven van de Confoederatie had, maar dat deze door de Unie niet als staat erkend wordt; men zou slechts, indien dit opging, zijnen eigen titel nietig maken.

Eveneens kan 't voorkomen dat N. Amerika tegen eene andere zeemogendheid kaperbrieven uitgeeft. Deze zou, ondanks de Parijsche

102 Zoo ook Ordonnance de la Marine L. III. t. 9 art. 3, bij Valin II. 235. 103 Zie hierachter § 18 Verbindbh. De nederlandsche proclamatie van 15 Junij 1861, Staatsc. 16 en 17 Junij, 't eerste stuk, is slechts eene waarschuwing en niets meer. Onze regering zegt in dat stuk, dat zij als toegetreden tot de Parijsche verklaring van 1856 geene lettres de marque zal goedkeuren. Onze regering lag echter niet onder die verpligting: zij deed vrijelijk wat neutralen plegen te doen. Immers de Parijsche verklaring eindigt aldus: „La présente déclaration n'est et ne sera obligatoire qu'entre les puissances qui y ont ou y auront accédé." Dus niet tegenover Amerika. Heffter 456, Arch. Dipl. 1862. I. 146 vlg.

verklaring, in dat geval van haren kant hetzelfde kunnen doen, maar hare brieven zouden door Nederlanders niet kunnen aangenomen worden, en wel omdat dit tractaat het verhindert. De Parijsche verklaring zou in dat geval misschien het aannemen van kaperbrieven niet beletten 104.

C. BEHANDELING VAN KAPERS.

Conventie rakende de hernomen Scheepen art. 5 105: De Oorlogen KaperScheepen van de eene en de andere der beide Natien zullen wederzijds, zoo in Europa als in de andere Weerelds-deelen in elkanders respective havens toegelaten worden met hunne Prijzen, welke aldaar zullen mogen ontladen en verkocht worden, naar de formaliteiten gebruikelijk in den Staat, alwaar de prijs zal weezen opgebragt, soo ver het bestaanbaar is met het 22ste Articul van het Tractaat van Commercie; met dien verstande, dat de wettigheid der Prijsen door Nederlandsche Scheepen gemaakt zal beslist worden, naar luid der Wetten en Reglementen, te deezer zaake in de Vereenigde NederLanden vastgesteld, gelijk ook die der Prijzen door Americaansche Scheepen gemaakt, zal beoordeelt worden volgens de Wetten en Reglementen bij de Vereenigde Staaten van America bepaald."

Ned.-fr. Conv. 4 106. Zwed. 18 no 4. Pr. 21 no 4.

Deze Conventie geldt uitsluitend omtrent dengene, wien Martens noemt,,l'allié en forme qui fait avec nous une guerre commune." Zie aanhef Conventie en hierachter § 14. Recousse en § 19 B. Diplom. en verbindbh. sedert de amer. secessie.

Die bondgenoot moet worden toegelaten. Overigens is ons land, gelijk iedere staat volgens abstract volkenregt, dus behoudens mogelijke verbindtenissen, vrij omtrent het al of niet toelaten van kapers in zijne havens.

Art. 22, in den tekst aangehaald, zegt: „Dit tractaat zal in geener

104 Deze o. i. juiste opmerking maakt de schrijver van de Neutrale vlag, enz., I. N. Rott. Cour. 9 Dec. 1861.

105 Recueil bl. 51.

106 Martens II. 127. Z. § 6. Punten v. Onderhandeling bl. 58.

hande opsigten..

derogeeren aan de.... 9de, 10de, 17de en 22ste Ar

ticulen" van 't fransch-amer. Verdrag van 1778.

Dus zou eventueel ook een nederlandsch opbrenger met fransche prijzen vervallen onder Fr. 17: „ne sera donné asile ni retraite dans leurs" (Frankrijks en Amerika's) „ports ou havres à ceux qui auront fait des prises sur les sujets de sa Majesté ou des dits Etats Unis; et s'ils sont forcés d'y entrer par tempête ou péril de la mer, on les fera sortir le plustôt qu'il sera possible," en onder Fr. 22: „il ne sera permis à aucun corsaire étranger non appartenant à quelque sujet de sa Majesté très Chrétienne ou à un citoyen des dits Etats Unis, lequel aura une commission de la part d'un prince ou d'une puissance en guerre avec l'une des deux nations, d'armer leurs vaisseaux dans les ports de l'une des deux parties, ni d'y vendre les prises qu'il aura faites, ni décharger en autre manière quelconque" (zoo Martens en Peters, maar misschien moet er staan d'échanger; eng. tekst: or in any other manner whatsoever to exchange)" les vaisseaux, marchandises ou aucune partie de leur cargaison; il ne sera même pas permis d'acheter d'autres que ceux qui seront nécessaires pour se rendre dans le port le plus voisin du prince ou de l'état dont il tient sa commission."

,,Quelques jurisconsultes," zegt Wheaton 107,,,expriment l'opinion que les croiseurs belligérants ont non-seulement le droit de chercher un asile et l'hospitalité dans les ports neutres, mais encore celui dy vendre leurs prises. Mais il ne paraît y avoir rien dans les principes de droit public établis qui puisse empêcher l'état neutre de s'opposer à l'exercice de ce privilége d'une manière impartiale pour toutes les puissances belligérantes, ou même de l'accorder à l'une d'elles et de le refuser aux autres, quand ce privilége est stipulé par traité existant avant la guerre. L'usage des nations, ainsi que le prouvent leurs ordonnances maritimes, montre que c'est un exercice légitime de l'autorité souveraine que possède chaque État, de régler la police de ses ports et de maintenir la paix publique dans son territoire.

107 Eléments du Droit International, Leipz. Brockh. 1852, 2e éd. II. 93 vlg. Hij beroept zich op Bijnkersh. Quaest. I. P. I. 15, Vattel III. vII. 132, Valin, Comment. sur l'ordonn. de la mar., II. 272.

Mais l'absence positive de prohibition implique la permission d'entrer dans les ports neutres pour les effets ci-dessus."

Nederland mag regtens geen onderscheid maken tusschen de kapers met brieven der wettige Regering te Washington en die der Geconfoedereerden. „Dans le cas de révolte," zegt Hautefeuille 108,,,d'une partie d'un pays, qui veut conquérir son indépendance... les étrangers doivent tenir pour légitimes tous les pouvoirs qui se rencontrent dans un Etat, ils sont dans l'obligation de reconnaître et de se soumettre aux faits; parce qu'ils n'ont pas le droit de s'immiscer aux querelles intérieures des peuples indépendans. Ainsi, sans faire aucune distinction, ils ne peuvent refuser de regarder comme légitimes, les armemens régulièrement autorisés par l'une des autorités d'un pays étranger 109; soit que les lettres de marque... aient été délivrées par le chef d'une partie de la nation" (b. v. Jefferson Davis en de overige regering te Richmond) „,qui veut rompre les liens qui l'attachaient à l'autre, pour se rendre indépendante...." Zoo heeft dan ook Engeland de geldigheid der amerikaansche kaperbrieven in den onafhankelijkheidsoorlog moeten erkennen 110. Het is eene andere vraag, hoe de regering der Unie onder die gelijkstelling gestemd is; verhinderen kan zij die niet. Ook hier nadert Hautefeuille ons geval 1: „si la guerre éclate entre une puissance ayant un traité qui règle la réception de ses bâtiments dans les ports du neutre" (de Unie, mits voor het geval van gemeenschappelijken oorlog), et un peuple qui n'a pas souscrit de semblables conventions" (de Zuiderconfoederatie, wel te verstaan naar den uitleg die het meest tegen haar gerigt is), „la nation pacifique est dans l'obligation d'exécuter le traité existant avec le premier belligérant, et de se montrer impartiale envers le second, c'est-à-dire de faire aux bâtimens de ce dernier le même accueil, de se conduire, à leur égard, de la même manière; en un mot, d'admettre ses vaisseaux de guerre et ses armateurs aux mêmes conditions. S'il agissait autrement, il manquerait à l'impartialité, il

108 Droits d. Neutres I. 348.

109 Geval van den Sumter, Baron v. Zuylen aan amer. gezant Pike, 17 Sept. 1861, Archives Dipl. 1862. II. 24. Zie hierachter § 19 De Diplom. en de Verbindbh, 10 Hautef. t. a. p. 349.

11 Droits d. Neutres I. 482.

« SebelumnyaLanjutkan »