Gambar halaman
PDF
ePub

De stelregel moet dus regtvaardig, bekrachtigd, heilzaam voor allen, en telkens voor elk voordeelig zijn.

Hoe men die volmaaktheid het naast komt voor de stelregels van ons geval, en uitgaande van den bestaanden toestand, dáárvoor hebben de onderhandelaars van 1782 moeten zorgen, en het behoort voortdurend tot den werkkring onzer regering en onzer diplomatie.

Men

Overigens is het algemeen belang ruimer dan het bovenstaande ; bekrachtigen van eens gevonden stelregels is niet voldoende. ontdekke en scheppe ook nieuwe.

Dit Wij

Wij gelooven aan het bestaan van algemeene beginselen van volkenregt, van een volkenregt in 't afgetrokken, hoezeer we erkennen dat het naauwkeurig bepalen daarvan hoogst moeijelijk is, en den naam droit primitif niet zeer gelukkig achten. Immers dat abstracte volkenregt is in ons oog als ware het de moraal der staatkunde, de hoogste uitdrukking der bestaande beschaving op volkenregtelijk gebied. is niet uitgangspunt maar resultaat der algemeene ontwikkeling. spreken echter niet van eenig absoluut en onbereikbaar dogma. Het abstracte regt dat wij bedoelen is van politischen aard, moet dus binnen de grenzen der mogelijkheid en niet al te vèr af gelegen zijn, kan dus zelfs in eene latere, minder beschaafde eeuw terrein verliezen gelijk het er wint bij elke groote aanwinst der humaniteit 1.

Ook dit volkenregt gelijk het conventionele heeft men vaak willen ophelderen uit het privaatregt; men heeft het er mede vergeleken. Wij matigen ons geen oordeel aan over de waarde dier methode 2. Ons trof bij die vergelijkingen dikwijls het verschil.

Bij het volkenregt komt nu de volgende gewigtige omstandigheid in aanmerking, door welke het zich van andere takken van het regt verwijdert. Elk regt ontwikkelt zich. Elk regt hangt af, meer of min, van den wil der regtspersonen. Bij het volkenregt geschiedt die ontwikkeling langzaam, want in het leven der volken zijn,,duizend jaren als één dag"; met andere woorden, terwijl het dagelijksch aantal transacties in menigen tak van regt aanzienlijk is, blijft het aantal trans

1

Zie o. a. Heffter, das Europ. Völkerr. der Gegenw. (4e Ausg.), Berl. Schröder 1861, bladz. 2-4.

2 Zie vooral Heffter 6.

acties tusschen verschillende natiën betrekkelijk gering, zoodat iedere praktijk slechts op weinig gevallen steunt en zich slechts langzaam en onvolkomen vestigt; er is dus eene groote onzekerheid bij iederen stap tot verdere ontwikkeling; men doet dien, niet omdat eene telkens en onder allerlei omstandigheden herhaalde waarneming de zekerheid heeft gegeven dat juist dit punt fautief en die bepaalde verbetering noodig is, maar omdat men niet voldaan is over het geringe aantal praecedenten dat er bestaat. Dat aantal te laten toenemen eer men verbetert is evenmin raadzaam, want alle andere takken van regt, de geheele zoo algemeene als regtsbeschaving snellen vooruit en laten de beginsels der bestaande praecedenten van volkenregt achter zich. En nog eene andere reden, die iedereen in 't oog valt, vertraagt de ontwikkeling van het volkenregt. Waar is de regter? Bijna elk regt wordt door eene uiterlijke magt gehandhaafd waartegen het individu geen oogenblik bestand is; de verhouding tusschen de magt van regter en beregten is bovenmatig groot ten voordeele van den eersten. Bij het volkenregt niet alzoo. Een oogenblik afziende van arbitratiën en bijzondere internationale voorzieningen vinden wij den regter, zoo die er is, b. v. den prijsregter, alleen als aangestelden van een der partijen, dus zonder noemenswaarde magt en ook overigens onder den invloed dier partij, der zeden, regtsbegrippen, beschaving, belangen van die partij. Zelfs een derde als scheidsregter, vorst of mogendheid, kan zelden door materiële magt klem bijzetten aan zijne beslissing. Ook internationale overeenkomsten kunnen het gemis van den regter niet vergoeden. Immers de contracterenden, gesteld eens dat zij magtig genoeg zijn om iets te hebben wat naar een regtsgebied gelijkt, zoo als de dusgenaamde europeesche Pentarchie in de tegenwoordige eeuw, kunnen slechts zelden het standpunt van regter handhaven: zij worden in de meeste belangrijke gevallen zelf partij, en beoordeelen elk geval naar hun belang of hunne inzigten als partij, naar de verpligtingen die ieder van hen als partij op zich genomen heeft, en eerst in de tweede plaats als regters. Komt het er op aan om aan de beslissing kracht bij te zetten, dan is de magt een veel sterker wapen dan het regt, dan pleegt niet de regtvaardigste oplossing maar die van den sterkste te gelden. Maar de sterkste wordt ook wetgever, de magt wordt regtsbron, in veel hoogere mate dan in de overige takken van

het regt, omdat dáár de sterkste altijd zwakker is dan de maatschappij, en omdat dáár zelfs het verbuigen van het regt door vorsten of andere magtigen nooit meer dan een betrekkelijk klein deel der gevallen betreft. In het volkenregt daarentegen bestaat telkens een weinig of niet gecontrôleerde sterkste, ja zeer dikwijls is de eene partij op het bepaalde punt in quaestie zoo goed als onaantastbaar, b. v. Frankrijk in Savoye, de Vereenigde Staten in een groot deel van Noord-Amerika (vóór den secessieoorlog), Rusland op zijne chineesche grenzen, Oostenrijk in Tirol. In de bedoelde gevallen is de magt van dusdanige partij zoo goed als onbeperkt, regtstreeksche dwangmiddelen niet of naauwelijks van toepassing; men heeft niet veel anders dan den indirecten en ook niet gemakkelijken weg haar op eenig ander punt een grooter nadeel toe te brengen.

Wanneer men nu met sommige publicisten het volkenregt naar de classificatie van het privaatregt tracht te behandelen, dan vertoont zich het verschil vooral in één gewigtig opzigt. Oorlogen, heeft men gezegd, zijn de verschrikkelijke regtsvorderingen der staten. Wij gelooven het niet. Oorlog is slechts de ultima ratio, het laatste maar beslissende argument (ten minste waar hij eene beslissende einduitkomst heeft), het vonnis van dat regtsgeding, volgens de vergelijking van zoo even. Maar oorlog is geene regtsvordering, zelfs geen regtsgeding. Feitelijk niet, want b. v. de oorlogen van Frederik en van Napoleon waren het grootendeels niet, de Krimoorlog was het niet; deze en vele andere oorlogen zijn bovenal pogingen van een magtigen om nog magtiger te worden, wilsuitingen van de heerschzucht en zelfverdediging daartegen. Maar ook in 't afgetrokkene is de oorlog wèl een strijd maar geen regtsstrijd. Niemand denkt, in dezen zin, aan regtsvormen der oorlogvoering. En wat meer is, niet degeen die in zijn regt is krijgt gelijk maar de sterkste; niet het zuiverste beginsel maar dat van den sterkste wordt bij den vrede bekrachtigd; niet een nieuw argument, maar eene nieuwe overwinning schrijft een nieuw artikel in het verdrag, en de vredesbepalingen komen gedurende den oorlog slechts als voorwaarden voor den eventuelen vrede in aanmerking: zij worden eerst door den vrede regtsregels, dat is als regt erkende bevelen van den sterkste. Blijkbaar is dan ook het naaste doel van den oorlog niet gelijk te hebben maar zijnen wil door te zetten, uit zijne kracht

voordeel te trekken; de oorlog ontstaat niet als regtsgeding maar juist wanneer het regtsgeding niet tot stand is gekomen, ik bedoel wanneer de onderhandelingen mislukt zijn, voornamelijk die onderhandelingen welke in deze eeuw zoo dikwijls hebben plaats gehad en waarvan het doel is het tot stand brengen van iets wat naar een geregtshof of eene jury gelijkt het uiten van overeenstemmende regtsgevoelens over de betrokken zaak door zoovele en zoodanige mogendheden dat de in 't ongelijk gestelde partij van 't verder aandringen op zijnen wil wordt afgeschrikt. Deze toestand, dunkt mij, moet in zijne naaktheid erkend worden. Men verbloeme niet dat voor zoo ver de oorlog beslist niet regt maar louter geweld uitspraak doet, zoo zeer als tusschen dieren in 't wild; en van den anderen kant dat oorlogsuitkomsten even definitief kunnen wezen als de uitkomsten van natuurverschijnselen, als het vormen van meeren of zeeboezems door aardbevingen of doorbraken. De uitkomsten van de Peloponnesische en Punische oorlogen, het keeren der Arabieren bij Poitiers en der Mongolen bij Liegnitz, het veroveren van Engeland door de overwinning van Hastings en dat van Napels door het houden van Barletta zijn aan geene innerlijke noodzakelijkheid en aan geen regtsbeginsel te wijten; het waren, eenvoudig, lotsbeslissingen die even goed andersom hadden kunnen uitvallen; en twee daarvan, de ondergang der atheensche en die der angelsaksische heerschappij, kunnen moeijelijk anders dan als groote ongelukken beschouwd worden.

Uit oorlog ontstaat dus regt, en men wederlegt dat niet door zich op de tusschenkomst van tractaten of verjaring te beroepen. Ondanks deze intermédiaires, ja door deze middelen wordt niet te min de wil des overwinnaars, al was die oorspronkelijk onregtvaardig, als materie, als substantie van het regt vastgesteld. Onze onafhankelijkheid werd voor Noord-Nederland veroverd en voor België weder verloren; de Engelschen veroverden hunne constitutie en de Aragonezen verloren de hunne. Maar nu verlangt de oorlogvoerende van lieverlede uitbreiding van de regten der oorlogvoerenden als zoodanig, telkens wanneer de neutralen zwak zijn. Blijkbaar hangt de omvang en het slagen van zulke eischen grootendeels van eene uiterlijke omstandigheid af, te weten hoe langer de oorlogen duren en hoe magtiger de oorlogvoerenden zijn, des te meer zullen hunne regten als oorlogvoerenden worden uitgebreid.

Nu zijn er vele staten, hier regtspersonen, wier belangen en dus wier wil zich in hoofdzaak met redelijke zekerheid vooraf laat bepalen. Frankrijk te land, en 't geen hier het gewigtigst is, Engeland ter zee, zullen wel vooreerst gelijk tot nog toe dikwijls de rol van den sterkste vervullen en men heeft dus van hen te verwachten dat zij het regt der oorlogvoerenden zullen handhaven. Handeldrijvende staten, vooral die van den tweeden rang, Denemarken, Nederland, Portugal, Griekenland, maar ook Italië en Amerika (voor de secessie of indien de Unie hersteld wordt), hebben in den normalen toestand van hun staatsleven groot belang bij handhaving en uitbreiding van de regten der neutralen.

En nu moet men het wel eenzijdig noemen, wanneer zelfs een man als Hautefeuille de besprokene regten der oorlogvoerenden niet schijnt te tellen, en alles aan den wil, den misdadigen wil van Engeland wijtende, dien éénen staat als den algemeenen vijand uitkrijt, juist zoo als zij deden die, gelijk onze voorouders dikwijls, partij waren en onder de engelsche praktijk leden. Zoo niet Engeland, een ander 3 zou de sterkste geweest zijn en de regten der oorlogvoerenden tot een maximum opgedreven hebben; de amerikaansche Unie toont dat wel. Maar ook vroeger kwam het maar al te dikwijls voor, dat een staat die pas de regten der neutralen had verdedigd de hardste oorlogspraktijk aannam zoodra hij zelf oorlog voerde.

Bij iederen oorlog staan oorlogvoerenden en neutralen tegenover elkaar; genen veelal de magtigsten, deze de talrijksten. Ook in vredestijd blijkt nog dikwijls wat op den duur het belang der voornaamste mogendheden is, maar de geheele quæstie komt buiten oorlogstijd zelden in de praktijk. Na al het bovenstaande zie ik niet, dat men hier ligt kans heeft tot eenheid te geraken behalve voor zoover het conventionele regt kan helpen. Voor het abstracte regt zal men altijd een verschillend oordeel verkrijgen, naarmate men zich op het oogpunt der oorlogvoerenden plaatst of op dat der neutralen 4. Enkele

3 Evenwigt is misschien een wenschelijke toestand maar geen regt.

4 Het geheele bovenstaande denkbeeld is niet nieuw, tenzij hoogstens het erkennen van magt als werkelijke regtsbron en de opmerking dat oorlog in sommige gevallen den handel en den sluikhandel aantrekt, z. § 2. Oogp. der Oorlogv. Hautefeuille Droits d. Neutres I. 305 vlgg. II. 203 vlgg. heeft het bestaan van zoodanig conflict der regten van neutralen en van oorlogvoerenden met groote levendigheid

« SebelumnyaLanjutkan »