Gambar halaman
PDF
ePub

De definitive tekst zondert de deserteurs uit, ook die van de koopvaardij. De bijvoeging komt van die van Buitenland.

Ontbreekt Fr. Zw. Pr.

28. Toeleg voor refractie. Opengehouden in Schets 30. Ontbreekt Fr. Zw. Pr.

't Vervolg op Wagenaar omschrijft dit door het Stuk van Schâvergoeding," V. 186. Een fransch schrijver bepaalt het: „recours pour une erreur de compte."

29. Ratificatie. Ontbreekt Schets.

In te wisselen binnen zes maanden, gelijk Fr. 31.

Zweden heeft

acht m., art. 27, en Pruissen een geheel jaar, art. 27. Z. voor de Ratificatien § 6. Punten v. Onderh. bl. 54 noot 48*, en ter zelfder pl. die van de Conventie.

B. CONVENTIE.

Geheel vertaald uit onze Conventie met Frankrijk, 1 Mei 1781 220, behoudens zeer enkele uitzonderingen; daar van daan in art. 1 de term Bedienden der Admiraliteit;" die niet uit het engelsch, maar uit het fransch Officiers herkomstig is.

وو

De Conventie van 1781 was alleen gerigt tegen,,la Grande-Brétagne, leur Ennemi commun." Engelands oorlogsverklaring tegen ons is van 20 Dec. 1780.

Zie omtrent de geheele Conventie, behalve art. 5 Recousse, bl. 107 vlgg.

en 6, § 14

De Kaapvaart wordt in de Conventie doorloopend ondersteld.

Art. 4. „De restitutie der Prijzen" zal tot dat bewijs van eigendom gegeven is onder suffisante Cautie... binnen een reedelijken tijd geadmitteert werden." Ontbreekt in de fransche Conventie.

5.,,Zoo in Europa als in de andere Weerelds-deelen," in eene overeenkomst met de Unie, verraadt sterk zijn europeeschen oorsprong. De reserve zoo ver het bestaanbaar is met het 22ste Articul van

[ocr errors]

het Tractaat van Commercie" is natuurlijk nieuw.

Artt. 5 en 6 behooren niet bij de Recousse, maar bij de Kaapvaart. Zie die § 9 C. Behandeling v. kapers, bll. 79 vlg. 82.

220 Martens II. 127.

Met Zweden (18) en Pruissen (21) bragt Amerika dezelfde overeenkomst tot stand als met ons, zonder noemenswaarde wijziging. Die bepalingen werden in de verdragen opgenomen, daar men hier het geval kon voorzien en er dus geenerlei reden was om tusschen Tractaat en Conventie te onderscheiden.

16. OVEREENKOMSTEN VAN 1839 EN 1852.

Lagemans, Recueil etc. Nos. 163 en 289, I. XLVII n. 1, 328 vlgg., en IV. 66 vlgg.

Den 19en Januarij 1839, kort vóór den vrede met België, onderteekenden de wederzijdsche onderhandelaars, onze Zaakgelastigde E. M. A. Martini en de amer. Secretaris van Staat J. Forsyth (President van Buren) te Washington een Verdrag van Handel en Scheepvaart, in 7 artt.; Nederlandsche en Engelsche tekst zijn beide officiëel en verbindend.

Hier volgt de korte inhoud: Art. 1. Goederen komende in schepen van partijen uit hunne havens, zullen in elkaars havens dezelfde regten betalen als in nationale schepen.

Begunstigingen bij in- of uitvoer in nationale schepen gelden ook voor schepen der andere partij, mits bij regtstreekschen hundel.

2. Dezelfde gelijkheid voor ton- en havengelden enz., mits regtstreeksche vaart voor geladen schepen.

3. Consuls bestendigd, ook met betrekking tot de desertie uit schepen hunner natie.

4. De nationaliteit wordt aangenomen naar regelmatige scheepspapieren.

5. Bij schipbreuk en zeeschade wordt gelijke hulp verleend als aan nationalen.

6. Geldig gedurende 10 jaar en voorts één jaar na opzegging. 7. Ratificatien. - Zie ook v. Dijk, Répertoire, bl. 276 vlgg. Artt. 1. 2 zeggen meer dan artt. 2. 3 van 1782: thans zijn wij gelijk gesteld met nationalen, toen slechts met de meest begunstigde (vreemde) natie. Buitendien zijn de nieuwe artt. meer specieel; die van 1782 spreken geheel in 't algemeen en zeer uitdrukkelijk, en zijn

daardoor ruimer. Art. 3, behalve de clausule over desertie, is slechts eene bevestiging van art. 21 van 1782. Art. 4 spreekt uitdrukkelijk: ,,partijen komen overeen, om als schepen der N. en der V. S. te beschouwen en te behandelen al dezulke" wier papieren in orde zijn en die hun land zelf als zoodanig erkent. Artt. 25 en 26 van 1782 spreken minder uitdrukkelijk maar bedoelen hetzelfde, evenwel slechts in geval eene der partijen in oorlog is. Art. 5 omschrijft niet meer den aard van de hulp, gelijk art. 16 van 1782, maar bepaalt dat zij zal moeten wezen ,,dezelfde, welke in gelijke gevallen aan hare eigene schepen zoude worden verstrekt."

Men ziet dat wij hier alleen te doen hebben met eene uitbreiding, op vier punten, van de regten die Nederland en Amerika elkaar in 1782 verzekerden. Maar die uitbreiding werd nog vergroot. Onze scheepvaartwetten van 8 Aug. 1850 bepaalden, dat alle schepen in de havens van Nederland op den voet van gelijkheid zouden worden toegelaten, zonder verschil van behandeling der nationale en der vreemde vlag. Voor de scheepvaart op onze kolonien werd evenwel die gelijkheid vastgesteld (en daardoor aan de overige natien aangeboden) onder enkele voorwaarden waarvan ééne was dat de betrokken staat geene differentiële regten heft ten nadeele van niet-europesche uit Nederland ingevoerde artikelen 221. Dit laatste had in Amerika plaats. Toen nu onze regering aanvraag deed om gelijkstelling onzer schepen met de amerikaansche, ook bij de indirecte vaart, verlangde de Unie dat de gelijkstelling van hare schepen met de onze ook in onze kolonien zou gelden, en nog eene andere bepaling die insgelijk tegen onze wetten streed. De eerste evenwel moesten wij toegeven om gelijkstelling bij indirecte vaart te verkrijgen, en zoo werd de amerikaansche vlag in O. Indie met de onze gelijk gesteld, ondanks Amerika's differentieel regt.

Er werd dus, 26 Aug. 1852, te Washington, door onzen Zaakgelastigde F. M. W. Testa en den Secretaris van Staat, den bekenden amerikaanschen staatsman Daniel Webster (President Fillmore), eene additionele Conventie in 7 artt. gesloten, ter vervanging van artt. 1

221,,Ten nadeele van de voortbrengselen der Nederlandsche kolonien of ten nadeele van den aanvoer van voortbrengselen van andere werelddeelen uit Nederlandsche havens", Staatsbl. 1850 No. 47.

en 2 van 1839. Nederlandsche en Engelsche tekst zijn beide officieel en verbindend.

De korte inhoud is deze: Art. 1. De bijvoeging uit hunne havens art. 1 van 1839 vervalt. Eveneens het mits bij regtstreekschen handel. 2. Dezelfde gelijkstelling geldt voor onze kolonien.

3. Als 2 van 1839, behalve het mits regtstreeksche vaart voor geladen schepen.

4. Kusthandel en visscherij zijn uitgesloten. Van eiland tot eiland in onze kolonien, van de Atlantische naar de Stille Oceaan's kust der Unie wordt als kust vaart beschouwd. Zoodra partijen aan eenige natie aandeel in de kustvaart toestaan verkrijgt de andere partij regtens dezelfde vergunning. Een schip mag echter vrijelijk één deel zijner lading in de eene, en daarna een ander deel der van elders medegebragte lading in eene andere haven lossen en afzetten, en even zoo bij 't laden.

5. Nederland kan differentiële regten blijven heffen ten gunste van zijn regtstreeksch koloniaal verkeer, mits die regten dezelfde zijn voor nederl. en amer. schepen.

De Unie kan evenzoo hare differentiële regten op thee en koffij blijven heffen, ten gunste van den regtstreekschen invoer uit de plaatsen van voortbrenging, mits die regten dezelfde zijn voor amer. en nederl. schepen.

Afschaffing dier regten voor de nationale vlag doet ze ook voor de andere vervallen.

6. Inlassching in het Verdrag van 1839. Beiden gelden twee jaren, en voorts 12 maanden na opzegging.

7. Ratificatien.

In de plaats komende van artt. 1 en 2 van 1839, hebben deze 7 artt. dus alleen op artt. 2 en 3 van 1782 betrekking.

Nu zeide ons Verdrag van 1782, art. 2: De Onderdanen van de gemelde Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, zullen in de Havens, Rheeden, Landen, Eilanden, Steeden of plaatsen van de Vereenigde Staten van America, of eenige van dezelve, geen andere of grootere Regten of Impositien, van wat natuur die ook mogen zijn, of hoedanig dezelve ook genoemt mogen werden, betaalen, dan die welke de meest gefavoriseerde Natien zijn, of zullen worden verpligt

aldaar te betaalen. En zij zullen genieten alle de Regten, Vrijheeden, Privilegien, Immuniteiten en Exemptien in Handel, Navigatie en Commercie, het zij in het gaan van eene Haven in de gemelde Staten na eene andere, of gaende van eenige van deeze Havens na eenige vreemde Haven van de Wereld, of van eenige vreemde Haven van de Wereld na eenige van deeze Havens, welke de gemelde Natien reeds genieten of zullen genieten.

Art. 3 behelst onze verpligting jegens Amerika. Overigens gelijkluidend, heeft het voor de cursief gedrukte plaats deze varianten: ,,na en van dezelve, van en na" en welke de meest gefavoriseerde."

دو

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

Deze beide artt. (wel te verstaan behalve het slot van art. 3) en art. 16, benevens die bepalingen van artt. 25 en 26 waaraan art. 4 van 1839 derogeert, zijn dus de eenige voorzieningen van 1782 waarvoor nieuwe bepalingen in de plaats zijn gekomen.

17. VOORDEELEN (EN NADEELEN) VAN HET VERDRAG VAN 1782.

In het volgende nemen wij aan, dat in den handel gelijk in eene gezonde staatkunde het welzijn van iedere natie bevorderlijk is aan het welzijn van iedere andere, en dat de groote ware of schijnbare uitzonderingen op dien regel ook niet meer zijn dan uitzonderingen.

Dit neemt niet weg, dat iedere overeenkomst hare groote voordeelen of nadeelen hebben kan, zoo als trouwens niemand zal betwijfelen. Hier komt het voornamelijk op deze vragen aan: Is onze toestand, thans en voortaan, gunstiger met of zonder het Verdrag van 1782? En voorts: Is onze toestand, met het Verdrag, thans en voortaan gunstiger of niet dan in 1782 ?

De eerste vraag is de meest algemeene. Maar hare beantwoording is uit den aard der zaak minder zeker dan die van de tweede, en ontvangt daaruit eenige opheldering.

« SebelumnyaLanjutkan »